Bijvoorbeeld "ter beschikking" wordt "te uwer beschikking" of "ten tijde" wordt
"te allen tijde": het toegevoegde woord neemt de laatste letter van het
eerste woord mee. Maar het is bv "ten voorlopigen titel", enz.
Wat is de regel die dient toegepast te worden ? Ik heb die nooit
geleerd, maar mijn collega's komen mij wel die vraag stellen.
Het het gaat hier om uitdrukkingen uit een ouder taalgebruik met naamvallen en om samentrekkingen met het voorzetsel te.
De naamval (verbuiging) heeft betrekking op het lidwoord, het bezittelijk voornaamwoord (bijvoorbeeld uw), enz. Het voorzetsel te ondergaat een samentrekking met het verbogen lidwoord, als dat er is. Het lidwoord is uiteraard aanwezig bij een zelfstandig naamwoord (al dan niet met het adjectief). Vandaar de vormen ter, ten. Waar er echter geen lidwoord is, kan er ook geen samentrekking zijn met het voorzetsel en blijft het voorzetsel te: te uwer beschikking, want bij uw staat geen lidwoord; idem voor te bij te allen tijde. In de andere uitdrukkingen die u vermeldt is er wel een lidwoord: vandaar de vormwijziging in het voorzetsel te.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.
Linguïstiek van de Romaanse talen en het Spaans in het bijzonder