Broodgist bestaat uit levende gistcellen, zowel gedroogde gist als de blokjes gist.
Gist maken betekent dus dat je gistcellen moet kweken, m.a.w. veel nakomelingen laten produceren. Hiervoor vertrek je van een zuivere startercultuur die een kleine hoeveelheid van de gewenste gistcellen bevat. Je brengt deze in een vloeistof met veel voedingscomponenten. Voor gist kan dit bijvoorbeeld melasse zijn, een stroperige en suikerrijke vloeistof en afvalproduct uit de suikerproductie. Het volume waarin de gistcellen zich bevinden wordt stapsgewijs opgevoerd door toediening van nieuwe voeding. Onder ideale omstandigheden (beluchting, juiste voedingsmiddelen, temperatuur, ...) gaan de gistcellen vele dochtercellen aanmaken. Finaal wordt de gistpasta afgescheiden van de rest van het vloeibare groeimedium en in de gewenste vorm gebracht (vloeibare gistpasta, blokjes gist of gedroogde gist). Onder deze toestand zijn gistcellen in een soort winterslaap. Wanneer je gist gebruikt bij bereidingen, breng je deze meestal in een beetje lauw water of melk met wat suiker: de gistcellen worden terug actief en kunnen bijvoorbeeld je brooddeeg laten rijzen.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.