Een komeet heeft meestal twee staarten: een plasmastaart of gasstaart en een stofstaart. Om te begrijpen hoe die staarten ontstaan, is eerst wat kennis over kometen nodig.
Een komeet heeft een kern die vaak wordt vergeleken met een vuile sneeuwbal. Deze kern heeft een diameter van ongeveer 1 tot 10 km en bestaat uit stof, kleine rotsbrokken en verschillende soorten ijs. Er is bevroren water (wat we op aarde meestal bedoelen met ijs), maar ook bevroren CO2 (het gas dat we uitademen), bevroren CO en nog andere bevroren gassen.
Als de komeet dichter bij de zon komt, dan begint dat ijs te verdampen en daardoor komen ook stofdeeltjes vrij uit de kern. De vrijgekomen gassen en stofdeeltjes vormen een wolk rond de komeetkern. Die wolk noemen we de coma. In deze coma vinden allerlei chemische reacties plaats, bv. onder invloed van het zonlicht kunnen sommige gasmoleculen elektrisch geladen worden.
De coma gaat beïnvloed worden door de zonnewind. De zonnewind is een stroom van geladen deeltjes die van de zon komen. Deze geladen zonnedeeltjes botsen met de coma en blazen de coma weg. Je kan dit vergelijken met blazen tegen een rookpluim. Doordat de zonnewind geladen deeltjes bevat, heeft dit een grote invloed op de geladen deeltjes in de coma van de komeet. Die deeltjes worden van de komeet weggeblazen in de richting van de zon weg en vormen de plasmastaart. De plasmastaart wijst dus altijd van de zon weg. Een plasma is een soort gas gevormd uit geladen deeltjes.
De neutrale gasdeeltjes en de stofdeeltjes worden ook weggeblazen en vormen de stofstaart. Doordat ze niet geladen zijn, is dit effect minder sterk. Bovendien zijn de stofdeeltjes ook zwaarder waardoor ze meer door de komeetkern aangetrokken worden. Op deze neutrale gasdeeltjes en stofdeeltjes werken dus nog meer krachten (aantrekkingskracht door de komeetkern, snelheid van de komeet, ...) dan alleen de zonnewind. Deze andere krachten zorgen ervoor dat de stofstaart vaak gebogen is en niet helemaal van de zon weg wijst.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.