Je eigen verklaring is de juiste: het percentage zuurstof blijft tot ongeveer 80 kilometer hoogte praktisch hetzelfde (ongeveer 21%), maar het volume beschikbare zuurstof daalt drastisch door de lagere druk! Dit is een belangrijk verschil dat veel mensen verwart. In de troposfeer en stratosfeer (tot zo'n 50 km hoogte) blijft de samenstelling van de lucht vrijwel constant door turbulentie en windstromen die alles goed mengen. Dus of je nu op zeeniveau bent of op de Mount Everest, de lucht bestaat nog steeds uit ongeveer 78% stikstof en 21% zuurstof. Het probleem is dat er veel minder luchtmoleculen per kubieke meter zijn naarmate je hoger komt - de lucht wordt dunner. Op 5500 meter hoogte is er bijvoorbeeld maar half zoveel lucht als op zeeniveau, dus ook maar half zoveel zuurstofmoleculen in je longen als je inademt, ondanks dat het percentage hetzelfde blijft. Daarom hebben bergbeklimmers zuurstofmaskers nodig: niet omdat er minder zuurstof in de lucht zit (percentage), maar omdat er minder lucht is om in te ademen (volume/dichtheid). Pas op extreme hoogtes (boven 80 km) begint de samenstelling te veranderen omdat zwaardere gassen zoals zuurstof meer door de zwaartekracht aangetrokken worden dan lichtere zoals waterstof.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.
Nucleaire materiaalkunde Microscopie Kernenergie Radioactiviteit