Of je al dan niet dik wordt heeft niet alleen met leefstijl te maken, maar ook met de genen – het wordt dus voor een deel erfelijk bepaald.
Uit wat je eet, haalt je lichaam energie die nodig is om te kunnen groeien, om te kunnen bewegen, te kunnen nadenken, maar ook om je lichaamstemperatuur op peil te houden (opwarmen, afkoelen), je eten te kunnen verteren en voor de stofwisseling van de voedingsbestanddelen.
De efficiëntie waarmee je lichaam dat allemaal doet, varieert van mens tot mens. Wanneer het heel efficiënt gebeurt, wordt er zuiniger omgesprongen met de energie en wordt er meer vetweefsel aangemaakt. Dat vetweefsel dient als reserve voor in tijden van voedseltekort. Dat was voor onze voorouders een voordeel omdat zij vroeger regelmatig werden geconfronteerd met hongersnood. Maar dat is nu niet meer het geval, wij hebben doorgaans te veel eten ter beschikking. Het is nu een voordeel als je lichaam minder zuinig omspringt met de energie die in je eten zit. Want dan blijf je vanzelf mager en heb je minder kans op gezondheidsproblemen die gepaard kunnen gaan met zwaarlijvigheid.
Wetenschappers doen veel onderzoek om te achterhalen welke genen, die de erfelijkheid bepalen, betrokken zijn hierin.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.