Da's een leuke vraag!
De oudste geschriften werden op heel veel verschillende 'dragers' aangebracht. Kleitabletten en steen, bijvoorbeeld, maar die waren zwaar en moeilijk om te bewerken. Zijde en dierenhuid (perkament) werden ook gebruikt, omdat ze oprolbaar en licht en dus makkelijk te transporteren en bewaren waren, maar ze waren heel erg duur. Zowel Egyptenaren als Chinezen begonnen daarom plantaardige vezels aan elkaar te naaien of pletten tot lange en brede stroken: bij de Egyptenaren was dat vooral papyrusriet, bij de Chinezen bamboe. Maar ook dat proces was moeizaam, en rafelde bij veel gebruik weer uit elkaar.
Volgens de legende zag Cai Lun, een eunuch aan het Chinese hof, op het einde van de 1ste eeuw hoe wespen papieren nesten maakten door plantenstengels te vermalen, met speeksel te vermengen en in dunne plakjes te laten drogen. Hij probeerde dat na te maken om schrijfmateriaal te verkrijgen: plantaardige vezels pletten en tot stevige bladen aandrukken en drogen, zonder vlechten of naaien. Ondertussen zijn al papierfragmenten in China teruggevonden die dateren tot ca. 200 v. Chr., maar dat er een zekere nabootsing van wespennesten mee gemoeid was, blijft waarschijnlijk.
In West-Europa drong papier pas rond de 11de eeuw door, vrij gelijktijdig met de introductie van windmolens (die nodig waren voor het zware pletwerk), en kwam de papierproductie echt tot bloei op het einde van de 14de eeuw, vrij gelijktijdig met de boekdrukkunst. Papiermakers hadden hun eigen recepten voor het beste papier: een combinatie van lompen, hennep, vlas en de juiste manieren om de vezels los te stampen en te drogen.
Het woord 'papier' komt van papyrus, maar het was er eigenlijk een verbetering op, eentje met een gladder, steviger resultaat, met een goedkoper prijskaartje...
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.