Met welke factoren dient men rekening te houden als we de gemiddelde werkaamheidsgraad (efficacy) willen berekenen van meerdere vaccins toegediend aan verschillende groepen? Voorbeeld: Groep 1 krijgt vaccin A Groep 2 krijgt vaccin B Groep 3 krijgt vaccin C Moeten de drie groepen even groot zijn? Moet het aantal gevaccineerden in elke groep gelijk zijn? Of volstaat het om een rekenkundig gemiddelde te nemen van de werkzaamheidsgraad van de drie vaccins?
De werkzaamheid van een vaccin wordt gemeten door observatie en niet door berekening: je vergelijkt niet-gevaccineerden met gevaccineerden in dezelfde situatie en kijkt dan naar het aantal ziektegevallen. Dit is NIET hetzelfde als het aantal besmettingen. Besmettingen kunnen immers zonder symptomen zijn.
Dezelfde techniek kan je toepassen door verschillende vaccins te vergelijken. De groepen moeten inderdaad vergelijkbaar zijn qua grootte, maar ook wat betreft potentiƫle blootstelling. Ze moeten dus in dezelfde leefomgeving zitten en vergelijkbaar zijn wat betreft geslacht, leeftijd en aanwezigheid van chronische ziekten (hart-, long- en nierziekten, diabetes, hoge bloeddruk, ...)
Rekenkundige gemiddelden nemen is zeker niet OK: een heel werkzaam vaccin met een weinig werkzaam vaccin geeft een matig resultaat waar niemand iets aan heeft. Een onderzoeker moet weten waar hij/zij mee bezig is en alle factoren (zeker de storende) in rekening brengen).
Het is pas met geobserveerde gegevens dat men met behulp van de juiste statistische technieken de nodige berekeningen kan maken. Maar dit is een vak apart.
Bedankt voor uw antwoord dr. Mistiaen.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.