Deze vraag is m.b.t. het gebruik van lidwoorden bij afkortingen van organisaties. Zijn er "regels" of gebruiken terzake, gaat mijn taalgevoel de mist in? "De Navo is een organisatie die ..." klinkt voor mij helemaal OK. "Navo is een organisatie die ..." zou ik zelf niet zeggen, maar klinkt niet fout. "Het Unicef is een organisatie die ..." of "De Unicef is een organisatie die ..." klinkt dan weer fout. Ik zou altijd "Unicef is een organisatie die ..." zeggen. Kan iemand eens wat taalkundig licht in de duisternis werpen?
En nog straffer: we spreken van de VRT, maar nooit van de VT4. In de regel krijgen afkortingen die de status van een zelfstandig naamwoord krijgen, een lidwoord. Maar er zijn er dus die er duidelijk géén krijgen (VTM, PSG) en andere die twijfelen (VAB of de VAB, KLM of de KLM, KBC of de KBC). Vreemd genoeg zijn dat allemaal eigennaam - afkortingen die soortnamen worden volgen de lidwoordregel veel beter (de DVD, de PC).
Van der Horst merkte daar een paar zaken bij op:
Joosten suggereerde een andere verklaring:
En zelfs daarop zijn tal van uitzonderingen op te sommen: Oxfam, Sabena, WTV/ROB/ATV. Maar het lijkt wel een tendens om neutralere instellingen wèl een lidwoord te geven, en firma- en productnamen géén.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.