Ik zag enkele maanden geleden nog eens de film genaamd : The day after tomorrow. Nu vroeg ik me af of er met de klimaatverandering (nu de temperatuur stijgt) de aarde zich in een verdediging kan gaan zetten. Door te gaan verkoelen en een ijstijd te laten beginnen om zich terug in balans te kunnen zetten. Zou dit eventueel kunnen?
Beste Jesse
In zekere zin reguleert de aarde haar oppervlaktetemperatuur. Het broeikaseffect van onze atmosfeer zorgt ervoor dat de ‘gemiddelde’ temperatuur aan het aardoppervlak zo’n 15 graden boven nul is. Zonder atmosfeer zou het aardoppervlak gemiddeld zo’n 18 graden onder nul zijn. Die 15 graden boven nul ligt echter niet vast, maar is afhankelijk van tal van factoren, zoals de hoeveelheid instraling van de energie van de zon op de aarde (die o.a. afhangt van de variabele baan van de aarde rond de zon), maar ook van de samenstelling van de atmosfeer, de verdeling van de continenten, zeestraten en oceaanstromingen, etc.
Tijdens de laatste ijstijd, die duurde van 115.000 tot 11.700 jaar geleden was het gemiddeld tot zo’n 6 graden kouder dan tegenwoordig en was er niet alleen een enorme ijskap op Antarctica, maar waren er ook enkele op het noordelijk halfrond. Daarvan is de Groenlandse ijskap de enige grote die nog overgebleven is. Tijdens broeikastijdvakken zoals bv. 56 miljoen jaar geleden was het aardoppervlak zo’n 5 tot 10 graden warmer dan tegenwoordig. De natuurlijke hoeveelheid kooldioxide was toen ook enkele malen hoger dan vandaag. De samenstelling van de atmosfeer is dus variabel doorheen de tijd en dus kan de aardse broeikas warmer of kouder worden.
De atmosfeer van de aarde functioneert als het ware als een thermostaat zodat het niet te warm wordt, zoals op Venus en ook niet zo koud als op de maan, maar de instelling van die thermostaat verandert nog al eens o.a. ten gevolge van veranderingen van de samenstelling van de atmosfeer (bv. veel of weinig kooldioxide en methaan). Deze samenstelling hangt wederom van veel factoren af, zoals de hoeveelheid vulkanisme, verwering van gesteente, en opslag van plantenmateriaal in de bodem zoals bij de vorming van steenkool.
Sinds 900.000 jaar ondergaat de aarde een cyclisch patroon van afwisseling van glacialen (ijstijden) van zo’n 100.000 jaar en interglacialen (tussenijstijden) van zo’n 5.000 tot 10.000 jaar. Tijdens de glacialen breidden de ijskappen van het noordelijk halfrond zich gestaag uit en aan het einde van de ijstijden verdwenen ze weer snel.
Deze ijstijdcycli worden vooral gestuurd door de vorm van de baan van de aarde rond de zon (rond tot ovaal: excentriciteit) en de mate van scheefstand van de aardas ten opzichte van die baan rond de zon (obliquiteit). Deze factoren variëren continu en bepalen de hoeveelheid instraling van de zon op hoge breedtegraden. Als de instraling daar laag is breiden de noordelijke ijskappen zich uit, maar als deze te hoog wordt verdwijnen ze weer en gaat de aarde van een glaciaal naar een interglaciaal. De huidige configuratie van excentriciteit en obliquiteit zou er in principe voor moeten zorgen dat de noordelijke ijskappen weer zouden beginnen te groeien en dus zouden we weer in een ijstijd terecht moeten komen.
Dat is echter buiten de factor kooldioxide (en methaan) gerekend. Door de gestegen atmosferische concentratie van 280 ppm (voor 1850) tot 410 ppm (nu) blijft de aarde warmer ondanks de dalende instraling van de zon op hoge breedtegraden. Recente modelberekeningen van verleden en naar de toekomst geven aan dat de volgende ijstijd nog zeer lang zal uitblijven. Mogelijk zal er zelfs door de toegenomen kooldioxideconcentratie een volledige glaciale cyclus van 100.000 jaar overgeslagen worden. De activiteit van de mens is zodoende een geologische factor van betekenis geworden.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.
Geologie - Paleontologie - Paleoklimatologie. Vanaf september 2024: Bachelor in de Geowetenschappen in Leuven!