In het boek Homo Energeticus van Dr. Peter Aelbrecht omschrijft hij op blz 47 dat de referentiewaarden bij bloedanalyse bepaald worden enerzijds door de fabrikant van de test, anderzijds door een statistische analyse in het labo zelf van 'patiënten'waarden. Hij zegt hierbij dat mensen die hun bloed laten onderzoeken niet de gezondste mensen bij uitstek zijn (blz 48, 2e alinea) en dus die referentiewaarden niet goed zijn om naar te refereren.
Is het zo dat een labo een patiëntenbestand als referentiegroep neemt, en zo ja, dan is dat toch voor elk labo anders?
Alvast bedankt voor uw antwoord!
Beste Greet,
Referentiewaarden worden in eerste instantie inderdaad bepaald door de firma’s die een bepaalde test op de markt brengen. Dit doen ze door deze test uit te voeren op het bloed van een statistisch voldoende aantal ‘gezonde’ personen. Vaak wordt er dan ook nog een onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen en eventueel ook leeftijd indien dit van toepassing is op de desbetreffende parameter. Om ervoor te zorgen dat deze waarden zo goed mogelijk de referentiewaarden benaderen, worden er dan ook een aantal exclusiecriteria ingevoerd om de ‘niet zo gezonden’ uit te berekening te halen. Men gaat bijvoorbeeld na of er geen ontstekingsproces aan de gang is in deze patienten. Andere exclusiecriteria kunnen bvb ook gebruik van orale contraceptiva of bepaalde geneesmiddelen zijn omdat deze een invloed kunnen hebben op de onderzochte parameter. Ook zijn er een aantal referentiewerken waarin referentiewaarden (eventueel met de biologische variabiliteit) in vermeld staan.
Voor een aantal, meer kritische parameters (bijvoorbeeld stollingsfactoren) gaat een labo inderdaad vaak zelf eigen referentiewaarden bepalen gezien deze kunnen verschillen met de referentiewaarden opgegeven door de fabrikant (bvb. andere genetische achtergronden van de onderzochte ‘normale’ populatie,…). Het labo gaat dan op dezelfde manier te werk als de firma, doch meestal op een kleinere schaal. Een andere mogelijkheid is om gebruik te maken van de resultatendatabase van het labo om referentiewaarden op te stellen. Hierbij gaat men dus eigenlijk retrospectief ‘gezonden’ selecteren aan de hand van een aantal laboparameters en hieruit dan referentiewaarden berekenen. Voordeel hiervan is dat er grote aantallen geincludeerd kunnen worden zonder al te veel organisatorische moeilijkheden, nadeel is de soms beperkte informatie over de ‘gezondheidstoestand’ van de geïncludeerde personen. Het kan dus inderdaad dat labo's licht verschillende referentiewaarden hanteren.
Gezien het begrip ‘gezond’ slecht omschreven kan worden, spreekt men tegenwoordig ook eerder van referentiewaarden dan van normaalwaarden. Men probeert zoveel mogelijk om enkel gezonden te nemen voor de berekening van deze referentiewaarden, maar dit is natuurlijk geen 100 % waterdicht systeem. Door de waarden van zeer veel ‘gezonde’ personen te nemen, gaat men echter wel eventuele effecten van minder ‘gezonden’ eruit filteren.
Recent gaan er echter ook stemmen op of deze populatie ‘gezonden’ wel de juiste populatie is om referentiewaarden op te bepalen. Door de vele exclusiecriteria zou men kunnen stellen dat er een gezondere populatie wordt uitgeselecteerd die niet meer representatief is voor de algemene bevolking. Het is maar of je referentiewaarden wil van kerngezonden of van de doorsnee bevolking….
De stelling dat referentiewaarden niet juist zouden zijn omdat ‘niet de gezondsten hun bloed laten keuren’ slaat in ieder geval op niet veel. Allerlei laboratoriumanalyses worden tegenwoordig door sommige dokters bepaald in het kader van ziektebeelden als chronisch vermoeidheidssyndroom, doch van geen enkele is er ooit een wetenschappelijk significant verband aangetoond tussen beiden. Het dan maar steken op ‘onjuiste’ referentiewaarden is zeker niet de juiste redenering.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.