Wel, je kan dat niet bewijzen omdat het niet waar is ! Neem bijvoorbeeld a = b = 0 en c = pi/2 en het klopt niet.
Maar omdat er drie hoeken in het spel zijn die volgens hetzelfde patroon voorkomen dacht ik dat het misschien zou gelden als de drie hoeken samen 180° (pi radialen) zijn, .. en jawel!
Het is enkel waar indien de som van A, B en C gelijk is aan pi, dus als A, B en C de hoeken van een driehoek zijn (of ook als A + B + C gelijk is aan een veelvoud van pi)
Ik toon het aan voor A + B + C = pi
Eerst met de formules van Simpson:
eerste term:
sin(3A) cos(C-B) = 0.5 [ sin(3A + C - B) + sin(3A - C + B) ]
In de eerste sinus van het rechterlid vervangen we C door pi - A - B, en in de tweede B door pi - A - C
Dus: ... = 0.5 [ sin(pi + 2A - 2B) + sin(pi + 2A - 2C) ] = - 0.5 [ sin(2A - 2B) + sin(2A - 2C) ] = 0.5 [ sin(2B - 2A) + sin(2C - 2A) ]
Tweede en derde term, gezien ze dezelfde structuur hebben als de eerste kunnen we gewoon de letters doorschuiven:
dus: 2de term : 0.5 [ sin(2A - 2C) + sin(2B - 2C) ]
3de term : 0.5 [ sin(2A - 2B) + sin(2C - 2B) ]
Tel de drie bijeen,
0.5 [ sin(2B - 2A) + sin(2C - 2A) ] + 0.5 [ sin(2A - 2C) + sin(2B - 2C) ] + 0.5 [ sin(2A - 2B) + sin(2C - 2B) ] = 0
want voor elke hoek t geldt sin(-t) = - sin(t), dus bijvoorbeeld sin(2A - 2B) = - sin(2B - A)
De eigenschap geldt ook voor A + B + C = 2 pi want schrijf dat bijvoorbeeld als A + B +( C -pi) = pi
Dan geldt de eigenschap voor de hoeken A, B en C -pi want hun som is pi.
Die C - pi gaat in elk van de drie plaasten waar C staat pi of 3 pi bijvoegen of uitnemen maar omdat sin(t + pi) = - sin(t) (en ook cosinus) gaat elke term met -1 worden vermenigvuldigd zodat de som die nul is nul blijft.
Super. Bedankt. Het is inderdaad in een driehoek.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.