Licht wordt gebogen onder invloed van zwaartekracht. Een zwart gat = veel zwaartekracht en dus mogelijks veel afbuiging: alle licht van alle sterren die een zwart gat dicht genoeg passeren, wordt voldoende afgebogen om potentieel van overal zichtbaar te moeten zijn. Als je richting een zwart gat kijkt, dan zou je eigenlijk zowat alle licht van alle sterren moeten zien, een zwart gat zou dus een heel helder object moeten zijn met een vrij breed kleurenspectrum.
In werkelijkheid staat de hemel niet vol bronnen (anders zou het trouwens 's nachts niet donker zijn). Door een zwart gat zien we dus soms wat meer dan we anders zouden zien, soms wat minder. Maar de totale energie blijft behouden! Wanneer we echt meer zien, dan spreken we van een gravitationele lens. Dat gebeurt in de speciale omstandigheid dat een bron achter het zwarte gat zich in een kijkrichting bevindt die heel nauw aanleunt bij deze van het zwarte gat. Dan kan het voorvallen dat de straling ervan vanuit verschillende richtingen naar ons toe wordt gestuurd, en we de bron meermaals zien, zodat het totale licht groter wordt.
Het effect is enkel groot bij kleine afbuigingshoeken, dus voor objecten dicht bij de kijkrichting. Als de hoeken zo groot zijn als uw figuur suggereert, dan moet die lichtbundel vlak langs het zwarte gat langsgekomen zijn, op een heel specifieke afstand; licht een meter verder, wordt al onder een hoek afgebogen zodanig dat het licht niet in onze richting terechtkomt; zo komt uiteindelijk maar een minimaal beetje licht eventueel in onze richting. Verder van het zwarte gat zijn de afbuigingshoeken kleiner, en worden de bundels meer evenwijdig afgebogen. Ook daar wordt het licht een beetje uitgesmeerd, maar over een kleinere hoek dan deze die de bron zelf opspant aan de hemel; het betekent wel dat het beeld van de bron een verwrongen aanblik krijgt.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.