Antwoord
Absoluut zeker is het nooit, maar sinds januari 2014 is er grotere zekerheid dat het botmateriaal dat in Aken bewaard is, van Karel de Grote afkomstig is.
De twijfel is gebaseerd op enkele elementen:
- dat het atrium in de kathedraal waarin hij aanvankelijk was begraven, van latere datum is (13de eeuw) - hoewel het een vroegere bouw kan hebben vervangen.
- dat het skelet absoluut niet volledig is, en volgens schriftelijke bronnen herhaaldelijk verplaatst werd:
- op 18 januari 814 werd hij erg haastig begraven, op de dag van zijn overlijden zelf
- in 1000 werd zijn tombe geopend door keizer Otto III, waarbij een tand werd verwijderd en een gouden neusprothese aangebracht (Kroniek van Novalesia, ca. 1026)
- in 1165 stelde keizer Frederik I Barbarossa de overblijfselen tentoon als relieken, en bracht ze daarna in een marmeren sarcofaag elders in de kathedraal. Enkele armfragmenten werden apart in een gouden armschrijn bewaard.
- in 1215 opende keizer Frederik II de marmeren sarcofaag, en plaatste de overblijfselen in een gouden en zilveren reliekkist, de huidige Karlsschrein.
- in 1349 verwijderde keizer Karel IV delen van de overblijfselen, als relieken. Wat overbleef, zijn de top van de schedel en vooral de botten van ledematen.
- in 1350 werd de schedeltop in een gouden buste van Karel de Grote geplaatst.
- In 1370-1380 werd een beenfragment in een aparte reliekschrijn geplaatst.
- in 1861 werd het Karlsschrein geopend voor een eerste wetenschappelijk onderzoek, en gefotografeerd.
- in 1988 werden alle schrijnen (Karlsschrein, armschrijn, gotisch schrijn met been, buste) onderzocht, waarbij alle 94 botfragmenten werden geïnventariseerd en beschreven, en verkalking van knie- en enkelgewrichten opgemerkt.
In januari 2014 mocht dr. Frank Rühli van Evultionaire Geneeskunde, Universiteit van Zurich, een linkerdijbeen onderzoeken met röntgenstralen en CT-scans, samen met Frankfurtse antropoloog Joachim Schleifring, die het onderzoek van 1988 had geleid. Aanleiding was de restauratie van het Karlsschrein. Hun argumenten om de identieit te bevestigen waren
- gelijkenissen met de persoonsbeschrijving van Karel de Grote door zijn tijdgenoot en biograaf Einhard:
- een uitzonderlijk grote gestalte, samen met een licht gewicht
- een vergevorderde leeftijd
- knie- en enkelletsels, die tot manken hebben geleid
- verder een uitstekende gezondheid
- de overblijfselen tot één persoon hebben behoord.
100% zeker is men niet, o.a. omdat
- koolstofdatering niet was toegestaan, o.a. omdat het materiaal daarbij wordt vernietigd
- DNA-onderzoek een vergelijkingsbasis nodig heeft van verwanten, en goed materiaal (bijvoorbeeld uit tanden, die in dit geval niet meer bewaard zijn)
- ook isotopen-onderzoek, waarbij de woonomgeving van de overledene kan worden geretraceerd, niet werd uitgevoerd
Literatuur
- Frank J. Rühli, Bernhard Blümich and Maciej Henneberg 'Charlemagne was very tall, but not robust' In: Economics and Human Biology 2010, vol 8, pp. 289 -290
- Joachim H. Schleifring “In diesem Grab ruht Karl…”. Rekognoszierung der Gebeine Karls der Grossen in Aachen. in: Das Rheinische Landesmuseum, Bonn. Berichte aus der Arbeit des Museums 1989/6 pp.
- Werner Tschacher Karl der Grosse: Aachens dienstbare Leiche. in: Die dienstbare Leiche. Der tote Körper als medizinische, soziokulturelle und ökonomische Ressource. Studien des Aachener Kompetenzzentrums für Wissenschaftsgeschichte. Vol 5, p. 29 -35. Kassel University Press 2010
Reacties op dit antwoord
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.