Over zijn jeugd weten we opvallend weinig, zodat er niet heel veel zeker is over zijn 'moedertaal'.
In elk geval sprak hij vloeiend Latijn, zoals blijkt uit de dichtkunst in zijn hofkringen. Latijn was ook een van de hoftalen die communicatie tussen het etnisch uiteenlopende gezelschap mogelijk maakte - misschien was het wel de enige taal die al zijn hovelingen beheersten. Ook was het constant aanwezig als liturgische taal. Dat hij bij zijn onderwijshervormingen groot belang hechtte aan het onderricht van Latijn, is een vierde argument voor zijn beheersing van en waardering voor die taal.
Vermoedelijk sprak hij ook Oudfrankisch, waarover niet heel veel gekend is. Bovendien was die taal in de 8ste eeuw al uiteengevallen in een reeks sterk verschillende subtalen, waaronder het Ripuarisch-Frankisch, een Middelfrankisch dialect dat in de wijde omgeving van Keulen werd gebruikt en wat lijkt op het huidige Luxemburgs.
Keller, R.E. (1964). "The Language of the Franks". Bulletin of the John Rylands Library of Manchester 47 (1): 101–122, esp. 122. Chambers, W.W.; Wilkie, J.R. (1970). A short history of the German language. London: Methuen. p. 33. McKitterick 2008, p. 318.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.