Een bepaalde plaats in Noorwegen (continentaal, nabij Hamar: Romedal & Stange allmening) heeft de volgende kenmerken:
- In deze gebieden is de bodem van nature uit zeer arm. Die bodem bestaat voornamelijk uit humus, zand en hard gesteente.
Mijn eigen conclusie:
Zand en hard gesteente zijn afkomstig van de vroegere werking van gletsjers, door sedimentering en verwering. Er zijn hier dan ook twee mogelijkheden. Enerzijds krijg je moerasgebied doordat het water niet weg kan door de harde gesteenten in de bodem. Anderzijds krijg je uitdroging van de bodem doordat zand het water niet kan vasthouden. Daar komt nog eens bovenop dat de diepte van de bodem zeer ondiep is door uitschuring van toenmalige gletsjers. De wortelgroei is daardoor eerder horizontaal wegens te weinig ruimte.
Klopt bovenstaande tekst (interpretatie), rekening houdende met de vraag?
Beste Robin,
Ik zal je min of meer correcte interpretatie nog wat aanvullen: Tijdens de vele cyclische uitbreidingen van de Scandinvische ijskap (de 'ijstijden') gedurende de laatste 2 miljoen jaar werd Scandinavie telkens door gletsjers uitgeschuurd, afgevlakt en de bodems grotendeels vernietigd. De huidige, vaak dunne, bodems zijn in veel gevallen pas gevormd na afsmelting van de laatste ijskap (sinds 10-20.000 jaar - de laatste deglaciatie) en laten dan ook geen diepe wortelgroei toe. Barsten in het gesteente kunnen echter wel dunne wortels toelaten die door de diktegroei het gesteente onder de bodem langzaam uiteenbreken. Op deze manier wordt de bodemvorming en daarmee ook de verwering van gesteentegruis weer versterkt.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.
Geologie - Paleontologie - Paleoklimatologie. Vanaf september 2024: Bachelor in de Geowetenschappen in Leuven!