Ik heb me ooit laten wijsmaken dat zowat alle hedendaagse moedertaalsprekers van het Grieks zonder veel moeite Homeros kunnen lezen. Het Grieks is in al die tijd relatief weinig veranderd. Zelf heb ik vroeger Grieks-Latijnse humaniora gevolgd, en bij het lezen van Nieuwgrieks - hoewel stevig veranderd - blijven toch hier en daar aardig wat belletjes rinkelen. De taal is herkenbaar gebleven.
Daarentegen is één van de oudste Nederlandse zinnetjes - maltho thi afrio lito - zo goed als onbegrijpelijk voor ons vandaag.
Hoe komt het dat bijvoorbeeld het Nederlands kennelijk veel sneller evolueerde dan het Grieks? Is er onderzoek verricht naar de onderliggende redenen hiervan?
Beste Ludo,
Hoet het precies zit voor het Grieks, daar durf ik niet op te antwoorden, maar er lijkt wel iets van aan te zijn dat sommige talen sneller veranderen dan andere. Neem het Engels, Nederlands en Duits: drie westgermaanse talen, waarvan we weten dat ze er zo'n duizend jaar geleden heel gelijkaardig uitzagen. Van die drie is door de band genomen het Duits het meest conservatief gebleken, terwijl het Engels de meeste verandering heeft ondergaan. Het Nederlands hangt er zo wat tussenin. Bijvoorbeeld, z'n naamvallen is het Nederlands kwijt, maar de woordvolgorde is nog goed te vergelijken met die van in het begin. Het Duits, daarentegen, behield allebei grotendeels, en het Engels verloor allebei grotendeels.
Hoe het komt dat taalverandering bij sommige talen wat harder van stapel loopt dan bij andere is niet zo makkelijk te zeggen. Maar er zijn minstens twee soorten verklaringen:
1. Sommige veranderingen lokken een keten van nieuwe veranderingen uit. Zo kan verandering in een grammatica klein beginnen maar een heleboel gevolgen hebben. Neem opnieuw het Engels en het Nederlands. Het Nederlands kan in een hoofdzin makkelijk zinsdelen voorop plaatsen die niet het onderwerp van de zin zijn. Het onderwerp komt dan vlak na het werkwoord te staan. Dat is handig wanneer je het onderwerp speciaal wil beklemtonen, zoals in het volgende voorbeeld, waar groen slijm het onderwerp is en het interessantste stukje informatie in de zin:
(1) Uit zijn mond hing groen slijm.
Het Engels is die mogelijkheid kwijtgespeeld en moet om ongeveer dezelfde betekenis uit te drukken nu z'n toevlucht nemen tot een constructie die het Nederlands niet of nauwelijks gebruikt:
(2) Hanging from his mouth there was green slime.
Als het vooropgeplaatste zinsdeel een lijdend of meelijdend voorwerp is, wordt het nog moeilijker. In het Nederlands kunnen die zinsdelen nog makkelijk voorop:
(3) Elke patiënt geef ik tien minuten.
Maar het Engels moet om hetzelfde te bereiken een passieve zin maken, die in het Nederlands soms nauwelijks aanvaardbaar is:
(4) Every patient is given ten minutes.
Niet toevallig zijn de Engelse constructies in (2) en (4) vernieuwingen, die ontstonden kort na het verlies aan flexibiliteit in de woordvolgorde van de taal. Allicht heeft dus die ene verandering nog andere veroorzaakt.
2. Een tweede type verklaring is van heel andere aard. Uit histoirsch onderzoek blijkt dat talen erg gevoelig zijn aan demografische veranderingen. Instroom van een substantiële nieuwe bevolkingsgroep kan ingrijpende gevolgen hebben op de taal die gesproken wordt. Zo blijkt dat wereldwijd talen met veel sprekers over het algemeen minder klanken hebben dan talen met relatief weinig sprekers. Dat kan erop wijzen dat het klankensysteem van een taal vereenvoudiging ondergaat, wanneer de taal gesproken wordt als tweede taal door een grote groep sprekers. Niet toevallig heeft een taal als het Engels een demografisch heel ingewikkelde geschiedenis, met grote Keltische, Scandinavische en Franse invloeden.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.