Die inversieregel, waarbij het werkwoord de eind-t verliest (je loopt, maar loop je), geldt alleen als het onderwerp ‘jij’ of ‘je’ is. Niet dus bij ‘gij’ of ‘ge’ (loopt ge). Dit lijkt een volkomen onlogische en onzinnige regel. Van waar komt die? Wat is de reden dat een dergelijke regel in onze taal wordt gehandhaafd?
Beste Miek,
Allereerst wil ik duidelijk maken dat je maar moeilijk van onlogische of onzinnige regels kunt spreken. Een regel is gewoon een objectieve beschrijving van een wetmatigheid in de taal, van een op natuurlijke manier ontstaan en systematisch steeds weer op dezelfde manier gebruikt taalelement. Regels worden dus niet gemaakt, maar zijn gewoon de beschrijving van de werkelijkheid. We zouden kunnen proberen in te grijpen in die werkelijkheid en dus de regel in grammatica's en schoolboeken veranderen. Maar te vrezen valt dat dat niets zal uithalen.
Interessant is natuurlijk wel de vraag hoe het komt dat we een -t zien verschijnen in de tweede persoon enkelvoud van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) in "jij/je" + persoonsvorm, maar niet in persoonsvorm + "jij/je". Met dank aan mijn vader, Frans Debrabandere, verwijs ik je voor het antwoord op die vraag naar de uitvoerige toelichting van Nicoline van der Sijs in haar boek "Taal als mensenwerk: het ontstaan van het ABN" (Sdu uitgevers, Den Haag, 2004, pp. 469-471). Van der Sijs beschrijft twee theorieën over deze kwestie en legt dan uit waarom ze alleen de tweede theorie geloofwaardig vindt. Ik vat die tweede theorie hier kort samen.
Oorspronkelijk was het voornaamwoord voor de tweede persoon enkelvoud in het Nederlands "du". Het voornaamwoord "du" werd gecombineerd met persoonsvormen in de o.t.t. met de uitgang -s. "Du gheves" (= jij geeft). In de tweede persoon meervoud werd "ghi" gebruikt als voornaamwoord, gecombineerd met persoonsvormen met de uitgang -t. "Ghi ghevet" (= jullie geven). Na verloop van tijd kreeg "du" concurrentie van "ghi". Steeds vaker werd "ghi" nu ook in het enkelvoud gebruikt, waarna heel geleidelijk het voornaamwoord "du" uit het Nederlands verdween. De persoonsvorm in het enkelvoud kreeg nu ook de uitgang -t, die oorspronkelijk de uitgang was voor de tweede persoon meervoud en uiteraard de uitgang bleef voor de tweede persoon meervoud. "Ghi ghevet" (= jij geeft + jullie geven). Bij inversie werd de g van "ghi" niet uitgesproken en klonk er alleen een i. Dat blijkt uit talloze spellingvoorbeelden uit oudere teksten: "ghevedi" (= geef je). Daarbij werd de t van "ghevet" stemhebbend, een d dus. Zo vinden we ook "hebdi" (= heb je), "leefdi" (= leef je).
De voornaamwoorden "jij" en "je" zouden dan ontstaan zijn uit "ghi" als laatste element in vormen als "ghevedi", "hebdi", "leefdi". "Di" werd "dji", "dzji", vervolgens "zji" en verder "ji".
[Een intermezzo. Die ontwikkeling van "di" --> "dji" --> "dzji" --> "zji" --> "ji" ziet er vreemd uit, vergezocht misschien. Maar dat is helemaal niet vreemd. In talen vinden wel vaker zulke ontwikkelingen plaats. Vergelijkbaar is de ontwikkeling van het diminutiefsuffix -ke naar -je.]
De d in "di" was de stemhebbend geworden t-uitgang van de tweedepersoonsvorm van het werkwoord in de o.t.t. Maar door de verschuiving naar "ji" verdween de d in de vormen met inversie. "Ghevedi" wordt dus "geefdi", "geef ji" en nog later "geef jij" en "geef je". De t is dus wel blijven staan in "ghi ghevet", wat later "jij geeft" en "je geeft" geworden is. De vorm "jij" ("je") is dus ontstaan uit de inversiecombinaties van persoonsvorm + voornaamwoord. Daar is "jij" het eerst opgedoken in het Nederlands. Pas later is "jij" het woord "gij" gaan vervangen vóór de persoonsvorm. Maar daar is de t natuurlijk blijven staan.
Met vriendelijke groet
Peter Debrabandere
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.
Nederlands Specialismen: Nederlands (algemeen), Nederlands in België (Belgisch-Nederlands), Standaardnederlands, taalnormen, taalzorg, taaladvies