Ik begrijp dat men kan schrijven: C.(A² + B²)=A.A² + B.B² (*)
(C² is immers gelijk aan A² + B²)
Hierna schrijft professor Hellings:
daaruit volgt : ( C - A ) A² = ( B - C ) B² (**)
De afleiding van (*) naar (**) begrijp ik niet, de rest dan weer wel.
Kunt u me aub. uitleggen?
Dat gaat als volgt:
in de uitdrukking
C(A2 + B2) = A. A2 + B.B2
werken we links de haakjes uit:
C.A2 + C.B2 = A.A2 + B.B2
de eerste term van het rechterlid brengen we naar het linkerlid, de 2de term van het linkerlid naar rechts:
C.A2 - A.A2 = B.B2 - C.B2
en dan weer links en rechts in haakjes zetten:
(C- A) A2 = ( B - C) B2
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.