Kan iemand me zeggen wat de basisprincipes zijn van de gedragstherapie?

dries, 61 jaar
29 mei 2011

Antwoord

De gedragstherapie zoals die vandaag de dag in Vlaanderen wordt toegepast, is eigenlijk meestal "cognitieve gedragstherapie". Dit wil zeggen dat er ook rekening wordt gehouden met de gedachten en emoties die ons gedrag kunnen beïnvloeden. Wij zijn niet louter dieren die leren door straffen en belonen (= operante conditionering), of door het reflexmatig aanleren van verbanden (= klassieke conditionering).Wij kunnen immers ook bewust nadenken over ons gedrag en de gevolgen en daaruit leren.

De cognitieve gedragstherapie gaat ervan uit dat heel wat van ons gedrag aangeleerd is en dus ook weer afgeleerd kan worden. Mensen met vb. een fobie hebben tijdens hun leven een grote angst ontwikkeld, maar kunnen die ook weer afleren op basis van de principes uit de klassieke en operante conditionering. Maar ook door vb. mensen uit te leggen hoe angst werkt, wat de symptomen zijn van een hyperventilatie-aanval, dat angst een emotie is op een bepaalde situatie of prikkel (vb. een hond) en dat emoties van voorbijgaande aard zijn. Hier zie je een voorbeeld van hoe gedachten (cognities) mee in de behandeling betrokken worden.

Een belangrijk basisprincipe is:
A (antecedent) Een situatie of prikkel treedt op.
B (behaviour) Er volgt een reactie op die situatie of prikkel. Dit kan een gedrag zijn, maar het kan eigenlijk ook een gedachte zijn (die dan weer aanleiding geeft tot een gedrag).
C (consequentie) Dit gedrag heeft gevolgen.

Door situaties te analyseren in A-B-C-schema's kan je leren om de functie van een gedrag te begrijpen en om in de toekomst voor een ander soort gedrag te kiezen.
Een voorbeeld:
A: Je hebt honger en kijkt in de snoepkast. 
B: Je begint van alles door elkaar te eten (= een eetbui).
C: Je voelt je nadien schuldig, bent boos op jezelf omdat je je niet aan je dieet hebt gehouden en je besluit om de volgende dag niets te eten als compensatie.
Als we deze keten nog even voortzetten: Doordat je een hele dag niets eet, heb je 's avonds weer razende honger en sta je opnieuw voor de snoepkast... En zo begrijp je dat het hier om een vicieuze cirkel gaat.

Vroeger werd gedragstherapie verengd tot "straffen en belonen". Gedrag dat beloond wordt, heeft een grotere kans om zich in de toekomst te herhalen. Terwijl gedrag dat bestraft wordt of geen gevolg krijgt, een grotere kans heeft om in de toekomst te verdwijnen (niet meer te herhalen). Dit is het belangrijkste basisprincipe van de operante conditionering (en een hoeksteen van de pure gedragstherapie).

  • Een positieve straf betekent dat je een onaangename prikkel toedient. Denk aan een elektrische shock, een mep, een beledigende opmerking, een vervelend geluid,...
  • Een negatieve straf is het wegnemen van iets aangenaam. Een voorbeeld hiervan is een jongere die in het weekend huisarrest krijgt, omdat hij slechte resultaten had op een toets.
  • Een positieve bekrachtiging is het toevoegen van een aangename prikkel: een compliment krijgen, een bonus krijgen op het werk,... Dit is wat we doorgaans verstaan onder een "beloning".
  • Maar er bestaat ook een ander soort beloning, nl. de negatieve bekrachtiging. Hierbij wordt een onaangename prikkel weggenomen. Als je op de knop van de wekker drukt (en liefst ook opstaat), dan stopt het irritante wekkergeluid. Je wordt dus beloond voor je gedrag door het wegnemen van iets vervelend.

Daarnaast zijn er nog de zogenaamde "bekrachtigingsschema's": wanneer wordt een gedrag beloond of bestraft? Bekrachtigen wil trouwens zeggen dat je een straf of beloning laat volgen op een bepaald gedrag (het gaat dus niet alleen om gedrag dat "beloond" wordt).
Je kan een gedrag continu bekrachtigen (elke keer een beloning geven) of partieel (vb. pas nadat een kind vijf dagen op rij zelf zijn pyjama heeft aangedaan krijgt het kind een extra verhaaltje voor het slapen gaan).

  • Als je een kind een sticker geeft telkens het zijn tanden heeft gepoetst, dan maak je gebruik van een vast ratioschema. Of stel dat je een kind een snoepje geeft, telkens wanneer hij driemaal zijn jas netjes aan de kapstok heeft gehangen, dan beloon je dus een vast aantal gedragingen. 
  • Een voorbeeld van een variabel ratioschema vind je terug in de casino's: een gokmachine geeft maar na een onvoorspelbaar aantal drukken op de knop (of trekken aan de hendel) zijn jackpot vrij. 
  • Een vast intervalschema wordt toegepast wanneer iemand na een bepaalde periode bekrachtigd wordt in zijn gedrag. Een typisch voorbeeld hierbij is het maandloon dat een werknemer krijgt. Je wordt niet per stuk beloond (dit zou een vast ratioschema zijn), maar op het einde van de maand.
  • Wanneer je een kind een berisping geeft, de ene keer meteen nadat het aan het zeuren is en de andere keer nadat het al 15 minuten aan het zeuren is, dan maak je gebruik van een variabel intervalschema. Je zal het gedrag dan bekrachtigen volgens een onvoorspelbaar tijdsinterval. De persoon in kwestie weet op voorhand na hoeveel tijd er een reactie zal volgen.

Een ander element in gedragstherapie is de invloed vanuit de klassieke conditionering. Een aantal gedragingen hebben we niet aangeleerd doordat er een straf of een beloning op volgde. Soms leren we ook iets op een heel automatische, reflexmatige manier. Een voorbeeld dat voor heel wat mensen misschien wel herkenbaar is, is het volgende. Je hebt 's avonds vb. mosselen of spaghetti of iets anders gegeten en de volgende dag ben je misselijk en erg ziek. Je denkt dat dit komt door het voedsel van de vorige avond. Als je een paar weken later terug die maaltijd voor je neus krijgt, word je al misselijk van de geur en het zicht alleen. Het zien en ruiken van die maaltijd roept meteen als reflex een misselijk gevoel op. Dit is hetzelfde proces als bij de hond van Pavlov: de hond leerde om een belletje in verband te brengen met voedsel. Alleen al het horen van het belletje zorgde ervoor dat de hond begon te kwijlen (zelfs als het voedsel niet kwam).
Het voorbeeld van het voedsel wordt ook wel aangeleerde smaakaversie genoemd.

Een toepassing hiervan vind je bijvoorbeeld op kinderkankerafdelingen. Na de chemo zijn kinderen vaak erg ziek. Ze voelen zich misselijk. Ook zij hebben de neiging om die misselijkheid in verband te brengen met het voedsel dat ze voor hun chemo hebben gegeten. Stel je voor dat je moeder dan juist jouw favoriete maaltijd heeft klaargemaakt en door dat proces van aangeleerde smaakaversie moet je er niets meer van hebben! Of erger: je krijgt elke keer een andere maaltijd voorgeschoteld en bij àl dat voedsel word je na verloop van tijd al misselijk bij het zien of ruiken alleen! Dan blijft er op de duur niets meer over dat je nog kan eten, zonder er misselijk van te worden. Hoe lossen ze dat nu op in de ziekenhuizen? Ze geven kinderen voor hun chemo een drankje of eten dat heel ongebruikelijk is en je niet alle dagen tegenkomt (en dat je ook niet nodig hebt in een normaal evenwichtig eetpatroon). Bijvoorbeeld: dropijs of blauw limonadewater. Op die manier leren de kinderen om het misselijk zijn in verband te brengen met dat vreemde eten of drinken.

Meer informatie over (cognitieve) gedragstherapie vind je op de website van de Vlaamse Vereniging voor Gedragstherapie: VVGT.

Reacties op dit antwoord

Er zijn nog geen reacties op deze vraag.

Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.

Beantwoord door

 Els Verheyen

Psychologie, eetstoornissen

Katholieke Hogeschool Leuven
Abdij van Park 9 B-3001 Heverlee
http://www.khleuven.be/

Zoek andere vragen

© 2008-2025
Ik heb een vraag wordt gecoördineerd door Eos wetenschap. Voor vragen over het platform kan je terecht bij liam.verbinnen@eos.be