Economische context.
Een wisselkoers is de prijs van een munt. Eén EURO kost bijvoorbeeld 1,25 dollar. Net zoals dat het geval is voor goederen en diensten bepaalt de vraag naar en het aanbod van EURO’s de prijs. De vraag naar EURO’s ontstaat omdat er mensen zijn uit landen die niet behoren tot de Eurozone, maar die wel iets in EURO moeten betalen: buitenlanders die goederen kochten van een bedrijf in de Eurozone, buitenlanders die willen investeren in de eurozone (aandelen kopen, een bedrijf oprichten), toeristen uit een land dat niet tot de eurozone behoort, … . Al deze verrichtingen zorgen ervoor dat mensen hun eigen munt zullen inruilen om EURO’s te kopen. Het aanbod van EURO’s onstaat omdat personen of bedrijven uit de Eurozone goederen aankochten in het buitenland, daar willen investeren of op vakantie gaan, …. . Zij hebben nood aan de munt van het land waar ze kochten of waar ze op vakantie willen gaan. Zij zullen die munt van dat land kopen en EURO’s aanbieden in ruil. Ook de Europese Centrale Bank kan EURO’s (ver) kopen in ruil voor vreemde munten. Hoe sterker de vraag, hoe hoger de prijs van de EURO. De EURO zal dus in waarde stijgen als bedrijven in de Eurozone veel kunnen exporteren, als de landen van de Eurozone aantrekkelijk zijn voor investeringen, veel toerisme aantrekken, … . In al die gevallen hebben mensen of bedrijven buiten de Eurozone veel nood aan EURO’s om de goederen, de financiële producten, … te kunnen betalen. Stijgt de vraag, dan stijgt ook de prijs, d.i. de waarde van de EURO in de andere munt. De waarde van de EURO zal dalen als bedrijven uit de Eurozone weinig kunnen exporteren, er veel geïmporteerd wordt, landen uit de Eurozone niet aantrekkelijk zijn voor buitenlandse investeringen, … .
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.